Het weer ís al van slag

Geplaatst door op zondag, 27 april 2014 in blog | 0 reacties
Het weer ís al van slag

Op het weer is al geen peil meer te trekken. Buien, hitte, droogte – ze zijn regel, geen uitzondering. Het internationale klimaatpanel IPCC zegt: de landbouw moet zich aanpassen.

Na een zwakke winter zorgde het vroege voorjaar dit jaar voor een vliegende start. Het gras groeide als een tierelier. De uien, bieten en granen lagen gemiddeld drie weken voor op 2013, dat zich weer kenmerkte door een uitzonderlijk koude start. In de laatste dagen van maart zat vorig jaar de vorst soms tot meer dan tien centimeter in de grond.

Voorjaar 2012 was een van de vijftien warmste lentes sinds 1901. De voorjaren van 2010 en 2011 waren weer extreem droog. En ga zo nog maar even door. De klimaatverandering werpt zijn schaduw vooruit. Op het weer is nu al geen peil meer te trekken. Het weer ís al van slag en wij zitten er middenin.

“Ik hoor boeren steeds vaker zeggen: wanneer is er nou weer eens een normaal groeiseizoen,” zegt Bert Roosjen, bedrijfsleider van Werktuigencoöperatie De Hondsrug in Borger. Weco moet als andere loonwerkbedrijven in steeds kortere tijdspanne het land bewerken. Roosjen: “Als je een week stabiel weer hebt, is er niets aan de hand. Maar nu moet het in twee, drie dagen gebeuren. Dus ga je dag en nacht door en trek je extra personeel aan.”

Achterhoedegevecht
Het beeld dat Roosjen schetst is een vorm van adaptatie, aanpassing van de bedrijfsvoering aan de klimaatverandering. Die ontwikkeling krijgt in het klimaatdebat meer aandacht. Debatteren over de temperatuurstijging van een of twee graden in deze eeuw en het terugdringen van de broeikasgassen wordt zo langzamerhand naar de achtergrond gedrongen. De gevreesde brand is al gaande; elk groeiseizoen wordt ontregeld door grillige weersomstandigheden. Een vroege start van het groeiseizoen, plensbuien, droogteperiodes, die trend is al enige tijd aan de gang, zegt onderzoeker Ben Schaap van Wageningen UR. De vraag is hoe daar op te reageren.

Dat beeld werd deze maand bevestigd door het Amerikaanse Nationale Klimaatonderzoek waarin wetenschappers stellen: klimaatverandering, lang beschouwd als issue voor de (verre) toekomst, doet zich nu al gelden. Waarna een opsomming volgt van telers en veehouders die te maken hebben met weersveranderingen die verder gaan dan wat ze tot dusverre hebben meegemaakt. De Amerikaanse wetenschappers stellen dat de landbouw niet meer kan volstaan met aanpassing van de productiemethoden maar volop moet investeren in innovatie om gelijke tred te kunnen houden met de klimaatveranderingen de komende 25 jaar.

De Amerikanen volgen met hun rapport het internationale klimaatpanel IPCC, dat dit voorjaar een nieuw onderzoek – het vijfde – uitbracht over klimaatverandering. De IPCC-wetenschappers stellen vast dat de effecten van de klimaatverandering op de landbouw wereldwijd evident zijn.

Gewasproductie, ziektedruk, maar ook toegang tot voedsel en prijsstabiliteit zullen worden beïnvloed door de temperatuurstijging en stijgende CO2 -concentraties.

Minder voedzaam
In regio’s met kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals ontwikkelingslanden, zullen de klimaatveranderingen de voedselproductie en voedselzekerheid schaden. Door de stijgende CO2-concentraties zullen belangrijke gewassen als rijst en mais ook nog eens minder voedzaam worden, aldus recent onderzoek in het wetenschapsblad Nature. De gewassen zullen minder zink en ijzer gaan bevatten.

De landbouw moet zich gaan aanpassen, zegt het IPCC. Dat is een belangrijke boodschap, stelt onderzoeker Jan Verhagen van Wageningen UR. “Het signaal is: doe er wat aan. Er moet een mondiale beleidsagenda landbouw komen, met landelijke actieprogramma’s. En in Nederland zijn we daar redelijk voortvarend in.”

Sterker, Nederland loopt voorop, zegt consulent Peter Prins (zie kader). Er is veel kennis opgedaan met het klimaatproject Noord-Nederland van LTO Noord en Wageningen UR. In dat en andere projecten kwamen wetenschap en boeren tot elkaar, resulterend in een overzicht (Agroklimaatkalender) van klimaatrisico’s, mogelijke schades per hectare en een set van adaptiemaatregelen waarmee telers op bedrijfsniveau en per gewas kunnen inspelen op de gevolgen van weersextremen.

Hittegolven
Aan de hand van de klimaatscenario’s van het KNMI uit 2006 is te zien welke weersextremen als hitte, hevige regenval en warme winters op Nederland afkomen. En hoewel het KNMI eind deze maand (26 mei) met een update van de scenario’s komt, blijft de boodschap dat het aantal hittegolven de komende decennia significant toeneemt (2 tot 6 keer vaker in de maand juli), dat winters warmer worden en dat hevige neerslag met name aan het eind van de zomer vaker voorkomt.

En daarmee zijn we terug bij de problemen van nu. Oogsten in een nat najaar geeft enorme stress, zegt onderzoeker Schaap. “Je hebt boeren die het gewas er snel af willen halen met inzet van meer machines en je hebt er die voor spreiding kiezen. Die kijken naar hun bodemstructuur en naar vroege en late rassen.”

Je krijgt heel lokale plensbuien, gaat Schaap door. “Zo’n bui kan een akkerbouwer treffen die net financieel zwaar zit. Of een hagelbui die precies op je kas valt.” Door de temperatuurstijging zullen luizen vaker voorkomen. En schimmels. “Je krijgt aaltjes die de resistentie van aardappelmoeheid mogelijk gaan doorbreken. Erwinia in de aardappelteelt wordt een groot probleem. En dan kun je nog verrassingen uit het zuiden krijgen, zoals zieken en plagen die we hier nu niet hebben. Al die processen zijn temperatuurgestuurd.”

Maar hoe vergaand de problemen ook zijn, voor de meeste gewassen lijken investeringen met als enig doel klimaatadaptatie toch gauw te duur, aldus berekeningen van de onderzoekers. Teelten als suikerbieten en wintertarwe zullen met wat aanpassingen in de teelt weinig economische schade lijden. Dat geldt ook voor de uienteelt. In de aardappelteelt ligt dit anders. Maar daar kan met toepassingen als druppelirrigatie doorwas door hitte voorkomen worden in de pootgoed- en consumptieaardappelteelt. Maar irrigatie is wel duur.

Toch gaat het die kant wel op, zegt Verhagen. “We gaan richting precisielandbouw. En dat is goed. We moeten elke oplossing aangrijpen.”

* * *

‘Nederlandse landbouw loopt voorop’

Peter Prins vertrok vorige maand bij LTO Noord en helpt voortaan als zelfstandig consultant boeren in verre landen het hoofd te bieden aan klimaatverandering. Prins bouwde bij LTO Noord veel kennis op bij het klimaatproject Noord-Nederland, waarin hij onderzoek deed naar aanpassing van de landbouw aan klimaatverandering. Dat project kreeg een internationaal vervolg in Cambodja en Oeganda. Met Prins als projectleider.

- Op Wageningen UR zeggen ze: De Nederlandse landbouw loopt wereldwijd voorop met aanpassingen aan de klimaatveranderingen.
“Dat klopt. Terwijl elders de discussie zich richtte op de vraag hoe broeikasgassen kunnen worden teruggedrongen, waren we in Nederland al vroeg bezig met adaptatie. Wat kun je doen met aangepaste drainage, bodemverbetering, minder zware machines, druppelirrigatie, et cetera.”

Die aanpak vindt navolging.
“Nu we wereldwijd in verschillende netwerken opereren, merk je dat het overal begint te landen.”

- Ook bij het klimaatpanel IPCC?
“Je leest in de laatste rapportage dat het accent komt te liggen op aanpassingen van de landbouw aan klimaatveranderingen. En niet op die eindeloze vraag hoe het nou allemaal komt. Dat is de grote waarde van dit rapport. Ze moeten nu een landbouwagenda gaan maken en meer kijken naar de gevoeligheid van de bedrijfssystemen van boeren in relatie tot klimaatverandering.”

- Klimaatverandering speelt nog geen rol in het besluitvormingsproces van boeren.
“Overal zien ze dat extreem weer vaker voorkomt. Boeren zoeken, hoe geef je die aanpassing nou handen en voeten? Er komt een soort een beweging op gang. Ik ben in Japan, Zambia, Argentinië en Oman geweest. Nu is de aanpak in Cambodja en Oeganda wereldwijd een voorbeeld. We streven naar een follow up, bijvoorbeeld in Vietnam.”

 * * *

‘Vijf kleine rooiers in plaats van een grote’

De weerscenario’s voorspellen veel meer nattere periodes in de maanden dat er geoogst moet worden. In de mechanisatie vraagt dat om aanpassingen. Bij Grimme vangen ze de effecten van klimaatverandering op met verbeterde reinigings- en aandrijftechnieken bij oogstmachines en inschuurapparatuur, zegt accountmanager Piet de Jong. Bij zelfrijdende machines moet rupsaandrijving bodemdruk verminderen. Getrokken rooimachines krijgen eigen wielaandrijving om trekkers te helpen in natte omstandigheden.

Volgens onderzoeker Ben Schaap van Wageningen UR maakt de technologische ontwikkeling het wellicht mogelijk dat bieten in de toekomst met vijf kleine in plaats van één grote bunkerrooier worden geoogst.

Werktuigencoöperatie De Hondsrug heeft een grote bunkerrooier, de Grimme Maxtron met rupsbanden. De rupsrooier die in 2009 werd aangeschaft kan goed uit de voeten op natte percelen, zegt bedrijfsleider Bert Roosjen. “We gaan er nog een seizoen of twee mee door.” En dan? “Ik denk nu niet dat we over stappen op een ander systeem. We zijn zeer te spreken over de rups.”

* * *

‘Bij stallenbouw telt klimaatverandering niet’ 

Steeds meer melkveestallen worden voorzien van een geïsoleerd dak, vooral op bedrijven waar koeien jaarrond op stal staan. Met isolatie kan hittestress worden tegengegaan als het buiten heet is. Ook open fronten, hogere nokken en ventilatoren moeten daar aan bijdragen.

Die vormen van klimaatbeheersing in de stal worden evenwel ingegeven door koecomfort, niet om toekomstige weersextremen het hoofd te bieden. “Geen boer is bij de ontwikkeling van zijn stal bewust bezig met klimaatverandering,” zegt Gert Elling van agrarisch ingenieursbureau Rombou.

De stallen die deze jaren in melkveehouderij zijn gebouwd moeten zo’n dertig jaar mee. Zijn ze bestand tegen toekomstige hittegolven, windhozen en extreme regenval?

Dat moet blijken. De sterkte van de stal wordt bepaald door Europese richtlijnen, zegt Elling. En voor de hitte verwijst hij naar landen als Israel en Amerika waar ze gewend zijn aan weersextremen en koeien in open stallen worden gehouden. “Je krijgt misschien wat dikkere isolatieplaten, meer ventilatoren en waterkoeling op het dak.”

* * *

Schade in je gewas kun je beperken

Hevige regenval, droogte en hitte zullen de komende decennia steeds vaker voorkomen en dus schade veroorzaken aan teelten.

Akkerbouwers kunnen schade aan hun gewas beperken met aanpassingen in de teelt, de zogeheten adaptie. Onderzoekers van Wageningen UR hebben voor een aantal gewassen adapatiemaatregelen in kaart gebracht, waarbij ze hebben gekeken naar klimaatfactoren die risicovol zijn.

Zo kunnen aardappeltelers met bredere ruggen hitte het hoofd bieden. Die techniek wordt in Mexico en Zuid-Amerikaanse landen gebruikt. In bredere ruggen hebben de aardappelen meer grond rondom de knollen, waardoor de warmte minder opspeelt. Ook met snel sluitende rassen kan doorwas door hitte voorkomen worden. Druppelirrigatie is eveneens een optie, maar die toepassing is duur want vergt water van hoge kwaliteit dat goed gefilterd moet worden om te voorkomen dat de druppelaars verstopt raken.

Onderzoekers verwachten dat de ziekte Erwinia (natrot en stengelrot) toeneemt. Besmetting is niet te voorkomen, maar telers kunnen verspreiding beperken door onder meer uitgangsmateriaal te toetsen, te telen op goed gedraineerde percelen en zieke planten zo snel mogelijk te verwijderen.

In de suikerbietenteelt vragen de winters aandacht. Die worden warmer. Om afnemend suikergehalte in de bieten te beperken moet de bewaarhoop goed geventileerd worden, moeten er oogstmachines komen die de bieten ideaal koppen en moet er geteeld worden met bieten die minder gevoelig zijn voor bewaarverlies.

In de teelt van wintertarwe gaat langdurige droogte schade veroorzaken. Telers kunnen dat probleem het hoofd bieden door de vochthuishouding in de grond te verbeteren. Dat kan door het stro onder te werken. Verder kunnen droogteresistente rassen uitkomst bieden.

 

Dit artikel verscheen in Boerderij

Plaats een reactie