NAJK-voorzitter Arfman kent twee kanten van de medaille
Melkveehouder en bedrijfsadviseur Andre Arfman is de nieuwe voorzitter van het NAJK. Hij kan uit naam van de jonge boeren en tuinders aan de bak: de fosfaatrechten, de pacht, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. En dan is er ook nog de lage melkprijs.
In de debatten over de regelgeving voor de fosfaatrechten boekte het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) een succes. Bij overdracht in familieverband worden de fosfaatrechten niet afgeroomd. “Daar hebben we sterk op ingezet”, zegt voorzitter Andre Arfman. “Als op een bedrijf alleen de poppetjes wisselen en er verandert verder niets, dan zou het vreemd zijn als de rechten worden afgeroomd.”
Arfman (32) zit aan de keukentafel van zijn melkveebedrijf in Vorden. Hij werd op 30 juni gekozen tot de nieuwe voorzitter van het NAJK (achtduizend leden). Sindsdien verdedigt hij met zijn medebestuurders de belangen van de jonge boeren en tuinders.
Aan de onderhandelingstafels en in de lobbycircuits kiezen de NAJK-bestuurders hun onderwerpen. Naast de gebruikelijke dossiers als bedrijfsovername gaat er veel aandacht uit naar de pacht – waarover de onderhandelingen zijn vastgelopen – en de fosfaatwetgeving. Ook loopt het NAJK-bestuur zich warm voor de onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) na 2020.
Visie GLB
Er wordt in het bestuur gewerkt aan een visie over het GLB, die dit najaar aan de leden wordt voorgelegd, vertelt de nieuwe voorzitter. “Moet je de vaste hectarepremies houden? Veel van die premies belanden niet bij de boeren, maar bij de eigenaren van de grond. Dat roept weerstand op. Uiteindelijk is de premie bedoeld als inkomensondersteuning voor de boer die het werk doet.”
Het bestuur denkt na over de invulling van die ondersteuning, zegt Arfman. “Of je gaat naar een verzekeringssysteem waardoor je prijsschommelingen kunt afvangen. Amerika heeft zo’n soort systeem. Daar hebben ze het toeslagensysteem volledig afgeschaft en een soort van verzekeringssysteem ingesteld zodat in moeilijke tijden boeren kunnen worden ondersteund.”
Arfman, die gestudeerd heeft aan de Christelijke Agrarische Hogeschool in Dronten en aan de Wageningen Universiteit (master Business Economics), is boer in deeltijd – hij werkt ook drie dagen in week als bedrijfsadviseur bij Alfa Accountants en Adviseurs. Dat brengt hem bij de boeren thuis. Daar hoort hij aan de keukentafel de verhalen over de impact van de lage melkprijzen.
Het sluimert
Arfman vertelt: “Voor veel melkveehouders is de nood best wel hoog. Je hebt nu ook veel kosten met loonwerk, maïs moet worden gekocht. Wat dan ook nog eens doorwerkt is een late uitbetaling van de bedrijfstoeslagen. En zo sluimert het, rekeningen worden laat betaald.”
Zo wordt de nieuwe NAJK-voorzitter gevoed vanuit de actualiteit van zijn eigen bedrijf en dat van anderen; niemand maakt hem iets wijs over de praktijk, die neemt in zijn persoon plaats aan de onderhandelingstafel. In het gesprek aan zijn eigen keukentafel weegt hij zijn woorden, in zijn antwoorden worden regelmatig twee kanten van de medaille belicht.
Hoe is de stemming onder jonge melkveehouders?
“Voor de lange termijn wordt nog altijd een rooskleurig beeld geschetst. Men vindt het werk leuk om te doen. In die zin is er wel een redelijke stemming. Maar nu de prijzen slecht zijn geeft dat wel een drukkend gevoel.”
Er gloort hoop, de melkprijzen trekken aan.
“Nou, we zitten nog in een diep dal en er zijn diepe gaten geslagen. Melkveehouders zullen lange tijd een goede melkprijs moeten vangen om die financiële gaten weer te dichten. Aan de andere kant heb je te maken met achterstallig onderhoud.”
Brengt dit structureel schade toe in de sector?
“Voor een aantal bedrijven met zware financiering denk ik wel. Die zitten vast, grote investeringen zijn niet meer aan de orde. Dan is er nog maar één uitweg: verkopen. En dan hopen dat je eruit kunt springen.”
Door de invoering van de fosfaatrechten moet vanaf 1 januari 2017 de productie terug naar het niveau van 2 juli 2015. Daarbovenop nog een generieke korting. Wat betekent dat voor jullie bedrijf?
“Je kunt het uitrekenen. Maar het is een beetje afwachten hoe de wetgeving er definitief uit komt te zien. Wat heel wenselijk zou zijn is dat je de voordelen uit de Kring-loopwijzer mee kunt nemen zodat je wordt beoordeeld op je bedrijfsspecifieke fosfaatproductie. Er is de afgelopen jaren ingezet op de Kringloopwijzer en wil je daar in de sector enigszins draagvlak voor houden, dan moet je de voordelen ook kunnen gebruiken bij een fosfaatregeling. Op een gegeven moment moet de overheid vertrouwen geven aan zo’n systeem. Met de Kringloopwijzer kun je efficiëntie op het bedrijf belonen en daarmee verzacht je het leed van zo’n fosfaatstelsel op veel bedrijven. Je staat een stuk dichterbij de werkelijkheid.”
Daar zet NAJK op in?
“Dat is wel een van de speerpunten. Je probeert sectorbreed een eenduidig standpunt te krijgen en dat in Den Haag neer te leggen. En het moet niet zo zijn dat de fosfaatregeling een speeltje wordt en het beleid wijzigt als er een poppetje met een andere politieke kleur komt te zitten. Er moet beleid komen waar je jaren mee vooruit kunt. De doelstelling van dit alles is wel dat derogatie behouden blijft. Het zou toch wat zijn als je de derogatie kwijtraakt en wel met fosfaatrechten zit.”
Als je naar de toekomst van de melkveehouderij kijkt, is dan de Kringloopwijzer een belangrijk instrument?
“Dit is misschien wel het mvo-rapport van de melkveehouderij. Er zitten aspecten in waarmee je netjes kunt laten zien hoe je op milieuaspecten presteert en hoe je op een duurzame manier je bedrijf runt.”
Je was in 2013 voorzitter van de jongerenraad van FrieslandCampina. Nu van NAJK. Welke koers moet FrieslandCampina varen vanuit het perspectief van jonge melkveehouders?
“Sowieso de boel in eigen hand houden, daarmee bedoel ik dat de coöperatie eigendom blijft van de melkveehouders. Daarnaast toeleggen op het verwaarden van melk, dus in producten die meer geld opleveren en prijsvast zijn. Dat is babyvoeding ja. En ouderenvoeding, maar ook grondstoffen voor medicijnen.”
Onlangs zei Jorrit Kiewik – net zoals jij jong en een zoon van een melkveehouder – in ZuivelZicht dat de landbouw failliet is gezien de milieuproblemen en maatschappelijke weerstand. Jorrit is net directeur van Youth Food Movement en productievermindering is de inzet van zijn lobby. Hoe kijkt de NAJK-voorzitter daar tegenaan?
“Aan schaalvergroting hoeft niet direct een nadeel te kleven. Het wordt wel vaak als vies woord zo uitgelegd. Maar bedrijven zijn altijd in ontwikkeling. Als je niet extra mag melken dan ontneem je de melkveehouder de mogelijkheid om te investeren in nieuwe stallen die diervriendelijker zijn en beter voor de boer. Ik denk niet dat we in Nederland naar bedrijven moeten met duizend melkkoeien of meer. Voor een aantal is verbreding met een zorgtak, een kaasmakerij of een camping een optie als ze dat leuk vinden, maar die oplossing is maar voor een beperkt aantal ondernemers geschikt. Het overgrote deel moet het wel verdienen met produceren van melk.”
Nu de lage melkprijzen, straks de fosfaatrechten, de financiële druk blijft groot. Moeten jonge melkveehouders hun bedrijven financieel robuuster maken?
“Dat denk ik wel ja. Als de prijzen hoog zijn, komt er meer binnen en kun je een buffer creëren. Aan de andere kant is het wel zo dat jonge melkveehouders vaak zwaar gefinancierd zijn omdat ze een overname hebben moeten betalen en dus minder in staat zijn om te bufferen.”
Vervult jou dat met zorg?
“Je moet na zo’n crisis als deze niet in de waan van de dag verder gaan. Je moet dat als ondernemer zelf doen, maar je kunt ook kijken naar de financieringssystemen. Kunnen die niet anders, zodat je in tijden van hoge melkprijzen twee keer zo snel aflost en in tijden van lage prijzen een tijdje niet? Daar zou je als sector over na kunnen denken.”
* * *
Flexibeler met melkrobots
In Vorden boert Andre Arfman in maatschap met zijn vader en moeder op een bedrijf met 180 melkkoeien, 100 stuks jongvee en 70 ha land. In de stal staan drie melkrobots. De melkgevende koeien staan jaarrond op stal, het overige vee wordt geweid.
Op het melkveebedrijf werd in 2009 een nieuwe stal gebouwd. “De oude stal was overvol. Die wilden we uitbreiden. En we wilden automatisch gaan melken. De keuze was twee of drie robots. Je wilt de kosten van de nieuwbouw terugverdienen dus moet je wat meer koeien gaan melken. Dan kom je uit bij drie robots.”
Het besluit om over te stappen naar melkrobots was een gezamenlijk besluit, maar wel een met het oog op de toekomst. “Je creëert er arbeidsverlichting mee, met name fysiek. In mijn accountantswerk kom ik veel oudere boeren tegen met versleten schouders of iets anders. Bovendien ben je flexibeler. Daarnaast vonden we het ook beter voor het welzijn van de koeien.”
Dit artikel verscheen in Zuivelzicht
Recente reacties