Nieuw-Zeeland: ‘Met minder koeien meer melk produceren’

Geplaatst door op dinsdag, 14 april 2015 in blog | 0 reacties
Nieuw-Zeeland: ‘Met minder koeien meer melk produceren’

De melkveehouderij in Nieuw-Zeeland loopt tegen grenzen van de groei aan. Het veel geprezen ‘pasture-based system’ lijkt niet future-proof. Het grondwater raakt vervuild en dat roept weerstand op in de samenleving. Terwijl de sector verder wil groeien. Aalt Dijkhuizen hield de Nieuw-Zeelanders een spiegel voor: de sector moet investeren in een hybride systeem met stallen en krachtvoer.

“Ik heb niet gezegd: gij moet dit of gij moet dat. Ik heb een spiegel voorgehouden. Ik heb het Nederlandse model laten zien, de voor- en nadelen genoemd. En daar is wel goed op gereageerd. Ik ben nergens de zaal uit gestuurd.” Aalt Dijkhuizen neemt nog een slok van zijn koffie in de lobby van een Amsterdams hotel. Hij heeft zojuist de beursgang bijgewoond van Refresco, de vruchtsappenproducent waar Dijkhuizen commissaris van is.

Maar het boegbeeld van de topsector Agri & Food praat niet over sappen, hij vertelt over de melkveehouderij in Nieuw-Zeeland. Hij is er onlangs geweest. Op uitnodiging van de Nederlandse ambassade en de Rabobank gaf hij voor de top van de Nieuw-Zeelandse zuivel in een aantal bijeenkomsten zijn visie over de toekomst van de melkveehouderij in het land met de grootste zuivelexport ter wereld.

Kruispunt
De melkveehouderij in Nieuw-Zeeland staat op een kruispunt. De Nieuw-Zeelanders hebben stevige ambities om de komende jaren de melkproductie verder op te voeren. Fonterra, ’s lands grootste melkverwerker en ’s werelds grootste zuivelexporteur, wil de komende jaren veel meer melk gaan verwerken.

Daartoe investeert ze fors in extra verwerkingscapaciteit. Er verrijzen nieuwe fabrieken, bestaande worden uitgebreid. Alles met het doel om te profiteren van de snel groeiende Aziatische markt. In dat kader is de melkverwerker vorig jaar een samenwerkingsverband aangegaan met de Chinese zuivelproducent Beingmate. Die deal was een ‘game changer’, zei Fonterra-topman Theo Spierings. De Nieuw-Zeelanders zouden profiteren van het distributienetwerk van de nieuwe partner in China, de Chinezen werden gelinkt aan hoogwaardige zuivelgrondstoffen in Nieuw-Zeeland.

Het klinkt groots allemaal, maar de vraag is of Fonterra, die zo’n 90 procent van de Nieuw-Zeelandse melk verwerkt, niet buiten de waard rekent, te weten de ruim 10.000 eigen melkveehouders. Hoeveel rek zit er nog in hun productiemogelijkheden?

Dijkhuizen: “Nieuw-Zeeland heeft jarenlang een hartstikke goed systeem gehad. Door het pasture-based system, waarbij de koe het hele jaar in de wei staat, molken ze tegen een lage kostprijs en had de sector een groen imago. Maar nu lopen ze tegen de grenzen van dat systeem aan. Ze produceren 12.000 liter melk per hectare. Op verschillende plaatsen raakt het grondwater vervuild dus daar komt oppositie tegen. Nu krijg je de vraag: wat te doen? Daar worstelen ze mee.”

Kostprijsvoordeel
Tel daarbij op dat het kostprijsvoordeel langzaam maar zeker verdwijnt en het lang gekoesterde ‘pasture-based system’ verliest steeds meer glans. De boodschap van Dijkhuizen aan de Nieuw-Zeelandse zuivel kwam hier op neer: ga met minder koeien meer melk produceren. En om dat te realiseren moet je overstappen op een hybride systeem met stalhuisvesting en krachtvoer, waarbij de boeren ook jaarrond moeten gaan melken. “Ze hebben een koe ontwikkeld die goed gras kan verwerken. Maar een koe die alleen gras vreet produceert niet zo veel. Ze hebben nu twee keer zoveel koeien nodig om dezelfde hoeveelheid melk te produceren als in Nederland. Geef ze 2.000 kilo krachtvoer en ze produceren gemiddeld 4.000 kilo melk meer.”

In het ‘pasture-based system’ kunnen de boeren niet aan knoppen draaien, zegt Dijkhuizen. De koeien laten overal hun mest vallen. Ook in de winter wanneer het gras nauwelijks groeit en er dus veel uitspoelt. In de meest gevoelige streken is er al milieuwetgeving ingevoerd om het grondwater te beschermen. Andere gebieden zullen volgen, zegt Dijkhuizen. “Op het Zuidereiland is nog iets ruimte, daar komen wat nieuwe bedrijven bij. Maar eigenlijk lopen alle bestaande bedrijven tegen de grens aan. Een paar stapjes kun je altijd nog zetten. Laat het tien tot vijftien procent zijn, maar als de wereldmarktvraag naar zuivel verdubbelt, wat gaat gebeuren, dan halen ze dat zeker niet.”

En daarmee is de vraag beantwoord of melkverwerker Fonterra buiten de waard heeft gerekend. Dijkhuizen: “Meer produceren, betekent meer koeien en meer mest. Het systeem blokkeert als het ware.”

Geen sinecure
De overstap naar een ander werkwijze is geen sinecure, weet Dijkhuizen. En zeker niet als het bestaande systeem jarenlang veel voordelen heeft gegeven. “Ze vrezen het groene imago te verliezen. Het is een optie om dat te behouden, maar dan moet je kopers zien te vinden die bereid zijn 25 procent of meer extra te betalen voor melk die afkomstig is van een pasture-based systeem. Ik denk niet dat dat gaat lukken. Ik kom veel in China en ik heb daar nog nooit iemand horen vragen: lopen die koeien in Nieuw-Zeeland (of in Nederland) wel buiten? Nee, daar speelt maar één item: voedselveiligheid. Als je dat kunt garanderen, dan mag je leveren. En of je dan wel of geen krachtvoer geeft, maakt ze niets uit.”

Als de sector kiest voor een hybride systeem, dan hoeven melkveehouders vooralsnog maar op bescheiden schaal te investeren, aldus Dijkhuizen. “Bouw van stallen hoeft niet duur te zijn. De winters zijn daar niet streng. Een stal in de vorm van een afdak en de opvang van mest en je bent er al.” Het voeren van krachtvoer wordt een ander verhaal. “Ze hebben geen veevoerindustrie. Boeren daar importeren zelf wat. Maar dat is enkelvoudige grondstof, geen optimaal menu. Willen ze doorgroeien, dan moeten ze echt een veevoerindustrie opbouwen.”

Liggen daar kansen voor de Nederlandse veevoerindustrie? “Nou, dat is een beetje het kip-ei verhaal. Eigenlijk kennen ze het woord krachtvoer daar nog niet eens. Dat moet zich dus allemaal nog ontwikkelen. Als meer boeren zich op bijvoeren gaan richten dan kun je er op een gegeven moment een veevoerfabriek neerzetten.”

Nederlandse model
Minder koeien die meer produceren, krachtvoer, stallen bouwen – in de visie van Dijkhuizen moeten de Nieuw-Zeelanders opschuiven naar het Nederlandse model. En dat systeem heeft óók te maken met grote maatschappelijke druk vanwege de belasting van het milieu en nog zo wat vraagstukken. Dijkhuizen kent die debatten als geen ander, maar hij heeft nu in Nieuw-Zeeland weer bevestigd gezien dat het extensieve pasture-based systeem niet de weg is die de veehouderij moet inslaan. “Is het Nieuw-Zeelandse model nou het schoonste wat er is? Nee dus. Ze hebben veel te veel koeien nodig om die plas melk te produceren en je hebt geen knoppen waar je aan kunt draaien om de mest te reguleren of te verwerken.”

Het sterkt hem in zijn onwrikbare en door hem permanente uitgedragen visie dat technologie de sector verder moet helpen, een noodzaak om aan de wereldwijd groeiende vraag naar zuivel te kunnen voldoen. “Technologie leidt tot meer productiviteit. En ze is niet tegenstrijdig met een schoon milieu. Integendeel, dat gaat juist volledig samen.”

Dijkhuizen verwacht dat de melkveehouderij in Nieuw-Zeeland stap voor stap richting een hybride systeem gaat. “Je zult altijd een breed pallet aan systemen zien, dat heb je hier in Nederland ook. Maar de hoofdmoot gaat die kant op, denk ik. En wat je vaak ziet, is dat boeren zelf de oplossing zoeken en het los trekken. Dat zie ik daar ook wel gebeuren.”

Samenwerking
In zijn inleidingen pleitte Dijkhuizen voor samenwerking tussen de sectoren in beide landen. Hoe zou die vorm moeten krijgen? De Nederlandse melkveehouderij kan in ieder geval veel leren van het graslandbeheer van de Nieuw-Zeelanders, zegt hij. “Ja, hoewel het qua klimaat niet helemaal te vergelijken is, halen ze daar het maximale uit het grasland. Ze doen er ook ontzettend veel onderzoek naar. Daar kun je van leren; hoe haal je meer melk uit gras.”

Verder kan samenwerking de melkproductie in beide landen een extra impuls geven. “Nederland alleen kan de wereld niet voeden. Nieuw-Zeeland ook niet. Maar samen kun je iets meer. Als je samenwerkt kun je van één en één tweeëneenhalf maken. Beide landen hebben de positie om in te spelen op de toenemende vraag naar zuivel In China, delen van Afrika en Zuidoost-Azië. En ik denk dat wij wel iets van de Nieuw-Zeelanders kunnen leren over de benadering van China en Azië. Daar hebben zij al 25 jaar lang relaties mee opgebouwd.”

 

Dit artikel verscheen in Boerderij vandaag 

Plaats een reactie