Het net moet sluiten rond de voedselfraudeurs
Consumenten hebben door aanhoudende incidenten weinig vertrouwen meer in voedsel. Om de geloofwaardigheid terug te winnen zetten overheid en bedrijfsleven in op sluitende kwaliteit- en certificeringsystemen in de vlees- en zuivelketen. Op naar de ‘dedicated supply chains’ waarin transparantie en toewijding centraal staan, want het net moet zich sluiten rond de knoeiers, rommelaars en fraudeurs.
Veevoer dat is vervuild met furazolidon, paardenvlees dat wordt verkocht als rundvlees, met alfatoxine besmet voermaïs, gesjoemel met biologische eieren, mozzarella die geen mozzarella is – de afgelopen jaren werden ontsierd door meerdere incidenten in de voedselketen. Ook al waren het niet de ernstigste vergrijpen in de recente geschiedenis van de voedselproductie, het aanhoudende gerommel en gesjoemel schaadde het vertrouwen in de voedselketen zodanig dat er zich een vertrouwenscrisis aftekende.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid lichtte de vleesketen door en concludeerde dat de veiligheid van vlees niet gegarandeerd is. “Bedrijven laten veelal economische factoren zwaarder wegen dan de wil om de veiligheid van hun product goed te waarborgen,” stelde de raad.
Niet alleen de voedselveiligheid was in het geding, er werden ook vraagtekens geplaatst bij de voedselintegriteit – zit er wel in het product wat er op de verpakking staat? Een onderzoek in Engeland (West Yorkshire) toonde aan dat van de 900 geteste producten er 300 niet waren wat ze zouden moeten zijn. Mozzarella was geen mozzarella, ham geen ham.
Onwaarachtig
De in de sector veel gebruikte mantra dat voedsel in Nederland veiliger is dan ooit, begon onwaarachtig te klinken. Consumenten hadden er in ieder geval weinig boodschap meer aan. Ze vertrouwden het voedsel niet meer, zo concludeerden staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) en minister Edith Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Om dat vertrouwen terug te winnen stelden ze in maart 2013 een Taskforce Voedselvertouwen in. Beide bewindslieden wilden een transparante en eerlijke voedselproductie.
In de Taskforce namen overheid, bedrijven uit de vlees- en zuivelketen en diervoersector en de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) zitting. “Deze Taskforce gaat onder andere verkennen wat er nog meer gedaan kan worden om de ‘zwakke schakels’ in de voedselketen op te sporen en effectiever te bestraffen,” verklaarde Dijksma bij de start.
En dat was voorwaar geen eenvoudige opgave, want, zo schreven diezelfde Dijksma en minister Schippers in een brief aan de Tweede Kamer, ‘de complexiteit van de voedselproductieketen en het internationale karakter ervan betekenen dat de aanpak van voedselfraude complex is’.
Taskforce
De Taskforce zet de vaart erin. In feite doet de kerngroep het werk. Zij vergadert elke maand en rapporteert drie keer per jaar aan de Taskforce onder voorzitterschap van Schippers en Dijksma. Het gezelschap kwam in juni 2013, drie maanden na de oprichting, met een actieplan, bestaande uit 17 punten.
Voorzitter van de kerngroep is Bart Jan Krouwel, oud-topman van de Rabobank en mede-oprichter van de Triodosbank. Krouwel fungeert in de Taskforce als coördinator van de bedrijven uit de vlees- en zuivelketen en de diervoersector. Hij vertelt dat de bedrijven van harte meewerken aan het opstellen en uitvoeren van het actieplan, dat vooral gericht is op een versterking van de private (keten)kwaliteitssystemen en daarmee het weren van fraudeurs. Krouwel: ”De grote bedrijven zeggen: wij investeren veel in kwaliteitsbewaking en certificering en dan lopen er ondernemers rond die helemaal niet gecertificeerd zijn en er op los knoeien. Als er incidenten zijn, dan zijn het vaak kleine private bedrijven die het verpesten. Het is dan ook de motivatie van de grote bedrijven om een systeem op te zetten dat zo in elkaar zit dat allerlei fraudeurs niet meer door de mazen van het net kunnen glippen.”
De aandacht is vooral gericht op aanscherping van kwaliteitssystemen en op betere informatieuitwisseling, vertelt Krouwel. Doel is dat er in de ketens geen plek meer is voor bedrijven die niet onder het regime van een erkend kwaliteitssysteem werken. Krouwel: “Dat is precies de boodschap, ja. Maar belangrijk is dan wel dat de systemen betrouwbaar en kwalitatief sterk zijn. Dus als een bedrijf zich niet aan de regels houdt, dan moet dat gesignaleerd worden, waarna het bedrijf er uitgeknikkerd wordt. Om dat waterdicht te krijgen is nog een hele klus.”
Hoofdbrekens
Met name het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen bedrijven en de overheid kost veel hoofdbrekens. De wegbereiders lopen tegen wet- en regelgeving aan over privacy, aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. “Iedereen zegt: regel dat even, maar zo simpel ligt het niet,” zegt Philip den Ouden, directeur van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en lid van de Taskforce. “De overheid moet toegang krijgen tot private systemen. De NVWA moet structureel inzicht krijgen in alle rapportages van certificerende instellingen. Bedrijven moeten onderling informatie uitwisselen. Dat zijn delicate zaken. Er mag geen misbruik van worden gemaakt, terwijl we wel het effect nastreven dat bedrijven die de regels niet naleven uit de keten worden gezet.”
De Taskforce pleit voor systeemdenken in de ketens. Schakels moeten transparant zijn, waarde toevoegen (wat nu niet altijd het geval is, aldus de Taskforce) en zich wijden aan het op maat bedienen van de volgende schakel. Daarbij moeten ze eisen stellen aan hun eigen certificeringsysteem en dat van andere ketenpartijen. Binnen dit systeemdenken doen bedrijven alleen zaken met bedrijven die aangesloten zijn bij goedgekeurde en door de NVWA geaccepteerde kwaliteitssystemen.
Fraudeurs
In dit systeem van ‘dedicated supply chains’ moeten knoeiers, rommelaars en fraudeurs buiten de boot vallen – zij werken niet onder het regime van kwaliteitssystemen, laat staan dat ze toegewijd zijn. En mochten bonafide gecertificeerde bedrijven om wat voor reden ook in de fout gaan, dan moet het systeem van toezicht zo werken dat ze snel tegen de lamp lopen.
Dat is het idee, maar gaat het ook zo werken? “Laat het helder zijn dat we ab-so-luut niet de illusie hebben dat we elke mogelijkheid tot fraude kunnen uitsluiten. Dat is niet aan de orde,” zegt Krouwel. Maar de bereidheid bij zowel het bedrijfsleven als de overheid om er iets van te maken is heel groot, voegt hij er aan toe.
Geen gehoor
Toch. In de debatten over het verdwijnen van de productschappen openbaren zich barsten in die vermeende eensgezindheid tussen bedrijfsleven en overheid. De pluimvee-, varkens- en kalversector verwijten de overheid de kwaliteit en voedselveiligheid op het spel te zetten door geen gehoor te geven aan het verzoek om bij voortzetten van de IKB-systemen de zogeheten Algemeen Verbindend Bevoegdheden in stand te houden. Daarmee houden de branche- en producentenorganisaties de bevoegdheid om de regeling Monitoring Kritische Stoffen (groeibevorderaars, antibiotica en voerbespaarders) verplicht te stellen voor bedrijven buiten de IKB-systemen, de zogeheten free riders.
Maar het ministerie van EZ werkt niet mee. Minister Kamp wil private kwaliteitssystemen niet in aanmerking laten komen voor een algemeen bindend verklaring. Om het gevaar van onverantwoord gedrag van de free riders te beteugelen wil hij de NVWA inzetten. Die moet bedrijven buiten de IKB controleren en sanctioneren. Een optie waar de sectoren weinig vertrouwen in hebben. Ze vrezen voor uitholling van de IKB-systemen.
Het geschil over de voortzetting van de IKB-systemen staat in schril contrast met de inspanningen van de Taskforce om kwaliteit- en registratiesystemen beter, robuust en sluitend te maken. Krouwel (‘free riders moeten keihard aangepakt kunnen worden’) vindt dat het ministerie van EZ dan ook wel wat ‘genuanceerder’ mag omgaan met het verzoek om de algemeen verbindend verklaring toe te staan. “Het is in bepaalde situaties heel nuttig en dus gewenst.”
Internationaal
Feit is ook dat Nederlandse bedrijven in internationale ketens opereren. Volgens de opzet van de Taskforce mogen de bedrijven ook over de grens alleen zaken doen met leveranciers of afnemers die gecertificeerd zijn. “Als buitenlands bedrijf word je geacht mee te doen aan een certificeringssysteem,” zegt Krouwel. “Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. Internationale certificeringssystemen kunnen ook meedoen.”
Maar zijn de standaarden van kwaliteitssystemen overal even goed? Dat blijkt niet uit het onderzoek naar traceringssystemen dat The Institute of Food Technologists’ Global Food Traceability Center (GFTC) in augustus publiceerde. Volgens het onderzoek zijn traceringsystemen in EU-lidstaten goed, maar kijk je buiten de EU dan wordt het al minder. Australië, Canada, Japan, Brazilië, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten scoren gemiddeld. In China zijn de trackingsystemen armoedig. En Rusland kreeg geen beoordeling omdat de geleverde data ‘ontoereikend’ waren.
“Door de complexiteit om voedsel te volgen in globale voedselketens verloopt de tracering in tijden van crisis traag en inefficiënt,” zei algemeen directeur Brian Sterling van Global Food Traceability Center en mede-auteur. Conclusie van de onderzoekers: landen moeten werken aan harmonisatie van de traceringssystemen en de eisen en focussen op verbetering.
Tracking en tracing
In de plannen van de Taskforce is het systeem van tracking en tracing evenzeer een punt van aandacht. Ook in Nederland moet het beter. Bronnen kunnen niet adequaat worden opgespoord. In het actieplan staat: “Momenteel bestaat de situatie dat de eigenaars van kwaliteitssystemen geen actie kunnen ondernemen tegen producenten indien de overheid daar een misstand heeft geconstateerd, omdat zij niet geïnformeerd worden bij welk bedrijf de misstand is geconstateerd.”
Als de overheid ernstige overtredingen constateert of besluit tot grootschalige recalls, dan verwachten bedrijven dat de overheid alle noodzakelijke informatie beschikbaar stelt, stelt de Taskforce. Die overdracht is nodig om de bron van de overtreding op te sporen of om de ingezette tracking en tracing goed uit te kunnen voeren.
Ook hier geldt dat informatie-uitwisseling tussen overheid en bedrijfsleven essentieel is en dat wet- en regelgeving het mogelijk moet maken om strenger op te treden, zowel publiek-rechtelijk als privaat-rechtelijk. Het is de rode draad in de plannen van de Taskforce om het net rond de fraudeurs te sluiten.
* * * *
‘Bij kopersstaking zijn we vertrouwen kwijt’
Mag een sector die het vertrouwen van de consument verliest zich nog wel een topsector noemen? Voor Aalt Dijkhuizen is er geen twijfel. Hij zegt: de sector is nog steeds top.
Dijkhuizen is na zijn vertrek als bestuursvoorzitter van Wageningen UR sinds februari van dit jaar voorzitter van de topsector Agri & Food, een van de negen topsectoren in Nederland. Wat betekent het voor de positie van Agri & Food als ze door de overheid nota bene opgelegd krijgt voedselveiligheid en -integriteit beter te borgen?
“De sector,” zegt Dijkhuizen, “is steeds beter in staat fouten op te sporen.” Hij maakt een vergelijking met Mercedes, het topmerk in de autowereld. “Als Mercedes een serie auto’s terugroept omdat de stuurpen misschien loszit, zeggen we dan dat Mercedes ook niet meer is wat het geweest is? Of zeggen we: wat goed, ze zitten er bovenop. Ik draai het dus om en zeg: hartstikke goed dat we zo snel afwijkingen vinden en dat we maatregelen nemen. En natuurlijk gaat het erom dat je er maximaal van leert.”
- Toch vindt de overheid dat er ingegrepen moet worden. Ze haalt het toezicht weer terug. Dat is toch een soort van motie van wantrouwen tegen een sector die als topsector te boek staat?
“Voorop gesteld, elk geval is er een te veel. Dus ik begrijp de reactie die er nu komt. Maar ik vind wel dat we het in het juiste perspectief moeten blijven zien. We zijn door nieuwe meetmethoden steeds beter in staat om hele kleine afwijkingen vast te stellen en dat vergeten we vaak te vermelden. Het voedsel dat de sector produceert is veiliger dan ooit.”
- Dus u vindt het ingrijpen van de overheid overdreven?
“Als overheid en samenleving maatregelen nemen, dat kun je dat nooit overdreven noemen. En ja, uit enquêtes komt naar voren dat het vertrouwen in voedsel afneemt, maar uit de consumptie blijkt dat geenszins. Van iets van een kopersstaking is geen sprake. Dan zouden we het vertrouwen echt kwijt zijn. In de BSE-tijd werd er heel weinig rundvlees gekocht. Dat vond ik echt een dieptepunt. Maar het rundvlees is niet volledig van tafel geveegd. Er zijn maatregelen genomen en het vertrouwen is weer terug. Nederland staat er internationaal om bekend dat we het hier goed in de vingers hebben. Waarom kopen de Chinezen anders hier hun melkpoeder?”
- In het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de vleessector dat in maart verscheen, staat: ‘Bedrijven laten veelal economische factoren zwaarder wegen dan de wil om de veiligheid van hun product goed te waarborgen.’ Dat past niet bij de ambities van een topsector die, ik citeer, ‘gezond, veilig en lekker eten’ wil produceren.
“Ik ken dat rapport, ik heb in de begeleidingsgroep gezeten. Waar het in de paardenvleesaffaire om ging is voor mij een incident, een groot incident. Maar wel een individueel geval. Dat soort ondernemers hoort niet thuis in de topsector, dat is duidelijk. Ik vind ook dat daar hard tegen opgetreden moet worden. Zeker als het over voedselveiligheid gaat. De paardenvleesaffaire ging overigens niet over voedselveiligheid maar over voedselintegriteit.”
- Wat moeten we verstaan onder ‘hard optreden’?
“Ik zou zeggen: laten we nadenken over maatregelen om die partijen het productierecht te ontnemen.”
- Als we het hebben over voedselintegriteit dan was het onderzoek in Engeland afgelopen voorjaar veelzeggend. Van de 900 onderzochte producten bleken er 300 niet authentiek te zijn. Dat is heel veel.
“Ja, dat is ook heel veel. Dat zegt de Onderzoeksraad voor Veiligheid ook: Nederland is internationaal gezien niet het slechtste jongetje van de klas. Sterker, in verhouding hebben we het hier perfect voor elkaar. Daarom durf ik het ook een topsector te noemen.”
Dit artikel verscheen in Boerderij Ambitie
Recente reacties