Opa kan de wereld niet voeden
De verplichte steunregeling voor jonge boeren is overeind gebleven in de laatste onderhandelingen over het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Dat is maar goed ook. De landbouw vergrijst en dat is een serieus gevaar voor de wereldvoedselproductie. Die moet in 40 jaar met 70 procent omhoog en daar heb je een vitale boerenstand voor nodig.
Het probleem drong pas goed tot hem door, toen bestuursvoorzitter Piet Moerland van de Rabobank te horen kreeg hoe hoog de gemiddelde leeftijd van een boer in Japan is. “65 jaar! Ik schrok daarvan,” zei Moerland recent op een persbijeenkomst. Ineens werd het ‘m duidelijk: de wereld moet straks worden gevoed door grijsaards.
Want welke statistiek je ook bekijkt, het is grijs wat de klok slaat. In Japan is de gemiddelde leeftijd van een boer dan 65 jaar, in Europa is één op de drie boeren ouder dan 65. In Amerika, Nieuw-Zeeland en Australië is meer dan de helft van de boeren ouder dan 55 jaar.
Bondgenoot
Belangenbehartigers van jonge boeren als NAJK en de Europese Ceja hebben in hun strijd voor de belangen van de jonge boer nu een belangrijke bondgenoot in de Rabobank, de
financier die zichzelf afficheert als de belangrijkste agrifood-bank ter wereld. “Vergrijzing van de landbouw is een belangrijk maatschappelijk vraagstuk,” zegt bestuursvoorzitter Moerland in elke presentatie die hij houdt over het onderwerp.
Moerland is niet de enige die schrikt. EU-commissaris voor de landbouw Dacian Ciolos laat geen gelegenheid onbenut om te wijzen op de vergrijzing in de landbouw. Eerder dit jaar zei hij bij de opening van de Landbouw Vakbeurs in Assen: “Een derde van alle boeren in de EU is boven de 65 jaar. En de afgelopen tien jaar zijn ook nog eens drie miljoen boeren gestopt met hun bedrijf.”
Het probleem van de vergrijzing speelt al lange tijd in de land- en tuinbouw, maar beleidsmakers als Ciolos en Moerland maken zich nu zorgen over de gevolgen van afnemende bedrijfsopvolging. Als die verder terugloopt dan schaadt dat niet alleen de structuur van de landbouw, het brengt de voedselproductie in gevaar. Een doemscenario, want de voedselproductie moet de komende 40 jaar met minstens 70 procent omhoog om de groeiende wereldbevolking te voeden. Dat ga je met opa’s niet redden.
Enorme opgave
De productiegroei van 70 procent is al een enorme opgave als je in ogenschouw neemt dat wereldwijd de hoeveelheid landbouwgrond nauwelijks toeneemt, de beschikbaarheid van zoet water onder druk staat en de voorraden van de in de landbouw onmisbare nutriënten als fosfor en kalium eindig zijn. Er is, naast een rem op de schrikbarende verkwisting van voedsel (30 tot 50 procent, genoeg om twee miljard mensen te voeden), maar één oplossing schetst Moerland: de productie per hectare moet omhoog. Fors omhoog. Want in 2050 telt de aarde ruim 9 miljard mensen, 2 miljard méér dan nu.
In haar document The future of farming, gebaseerd op een masterclass met 50 vooruitstrevende boeren uit 18 landen over de hele wereld, schetst de Rabobank de uitdagingen waar boeren voor staan om de groeiende wereldbevolking te blijven voeden. Dat zijn er veel. Maar om de productie te verhogen heb je in ieder geval een deskundige en duurzaam producerende boerenstand nodig, die open staat voor innovatie en wereldwijd van elkaar leert. Een vitale sector dus, niet een die vergrijst.
Die visie draagt de bank nu wereldwijd uit, via het eigen netwerk aan banken in het buitenland, maar ook in politieke gremia als de Tweede Kamer en de G20, het overleg van 20 geïndustrieerde landen. “We willen een rol spelen in het oplossen van het wereldvoedselvraagstuk,” zegt Bart IJtema, sectormanager food & agri bij de bank en betrokken bij het opstellen van het beleidsdocument.
D’r op of d’r onder
Joris Baecke, akkerbouwer in Zeeuwsch-Vlaanderen en inmiddels oud-voorzitter van de Ceja, de koepelorganisatie van Europese jonge boeren, vocht in de finale onderhandelingsronden over het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid voor de verplichte steun aan jonge boeren. Het was deze keer d’r op of d’r onder voor de jonge boeren, aldus Baecke. De verplichte steunregeling voor jonge boeren (25 procent hogere directe betaling voor maximaal 90 hectare) bleef in de nieuwe hervorming van het Europese landbouwbeleid overeind. Als de politiek de steun van jonge boeren uit het pakket had gehaald, dan loopt de landbouwsector in Europa onherstelbare schade op, aldus Baecke. Een volgende aanpassing van het beleid zou te laat komen. “Het is vijf voor twaalf.”
De akkerbouwer komt met cijfers, dit keer over het aantal jonge boeren. In de Europese Unie is 6 procent van het aantal boeren jonger dan 36 jaar. In Duitsland is dat percentage 8. In Ierland 7. In Nederland en Japan zelfs minder dan 4 procent. In de Verenigde Staten staan tegenover elke jonge boer van 25 jaar zéven boeren die ouder zijn dan 75 jaar.
Het Landbouw Economisch Instituut bevestigde onlangs bij de publicatie van het jaarlijkse Landbouw-Economisch Bericht de aanhoudende trend van moeizame bedrijfsopvolging in Nederland. De animo wordt vooral bepaald door de bedrijfsomvang, stelt het LEI. Van de kleine bedrijven (< 0,1 miljoen euro standaardopbrengst) wordt slechts een kwart voortgezet door een opvolger. Bij grote bedrijven (> 0,5 miljoen euro standaardopbrengst) is dat percentage 79.
Baecke: “In grote delen van de wereld zijn gezinsbedrijven de spil van de landbouw. Dat is noodzakelijk voor een duurzame voedselproductie. Ze kijken naar de lange termijn, nemen genoegen met minder rendement. Maar wat je ziet is een verzakelijking met vreemd vermogen in de landbouw. Er worden grote bedrijven gesticht, met een manager als bedrijfsleider en veel personeel dat niet geworteld is in de landbouw. Dat kan in een land als Oekraïne, maar niet hier of in andere landen. Hier mogen burger en boer niet van elkaar vervreemden. Kijk naar zaken als dierenwelzijn, milieu, duurzame productie. Daarom is het gezinsbedrijf zo belangrijk.”
Grenzen in zicht
Maar de grenzen van de schaalvergroting komen in zicht, zegt Baecke. Door het aanhoudende hoge tempo waarin bedrijven worden beëindigd is het niet meer zo vanzelfsprekend dat vrijkomend land wordt opgeraapt door de blijvers. Er zijn grenzen aan de omvang van een gezinsbedrijf. Baecke: “Boeren hebben al moeite genoeg om voldoende rendement uit het bedrijf te halen. Daar komen dan de eisen van de samenleving bovenop, zoals biodiversiteit, milieu, dierenwelzijn, klimaat. Vergt allemaal investeringen. Schaalvergroting gaat schuren met de wensen van de samenleving.”
Overal in de ontwikkelde landen zie je hetzelfde patroon, zegt IJntema van de Rabobank. Potentiële opvolgers keren het ouderlijk bedrijf de rug toe. “Vroeger was het cultureel bepaald om het bedrijf over te nemen, maar tegenwoordig zijn opvolgers hoger opgeleid en dan maken ze andere afwegingen. Waarom zou je je diep in de schulden steken, hard werken en weinig verdienen, omdat de marges zo klein zijn.”
IJntema sprak met de 50 boeren die de Rabobank vanuit de hele wereld invloog voor de bezinningsbijeenkomst over de toekomst van de landbouw. “De boeren geven zelf ook aan: we zijn disconnected geraakt.” Om het tij te keren moet landbouw weer sexy worden, zegt hij. En hij ziet een kentering die dat mogelijk maakt; de prijs van voedsel gaat omhoog. “Een paar jaar geleden hebben we een omslagpunt gehad. Wereldwijd is er nu meer vraag dan aanbod. En de vraag naar voedsel blijft groot. Dat betekent hogere prijzen. Er ligt in theorie dus een goeie toekomst voor de boer.”
Afrika
Er is één continent waar het vraagstuk van opvolging en vergrijzing aan voorbij gaat, Afrika. En op dat werelddeel heeft Rabobankbestuurder Moerland nou juist zijn hoop gevestigd als het gaat om het verhogen van de wereldvoedselproductie in de komende veertig jaar. Hij zegt: “In Afrika zit een groeipotentieel van 80 procent. Dat kan ons geweldig helpen.”
Dat kán. Maar Afrika is ook het werelddeel waar géén sprake is van schaalvergroting in de landbouw, zegt Gerdien Meijerink, onderzoeker van het Landbouw Economisch Instituut. In Afrika is geen industrie waar mensen van het platteland massaal naar toe trekken om geld te verdienen, zoals de textielindustrie in landen als India en Bangladesh. Meijerink: “De landbouw heeft in Afrika nog de functie van sociaal vangnet. Kinderen krijgen allemaal een stukje land, waardoor de landbouw nog meer versnipperd. Boeren kunnen amper zichzelf voeden.”
Zonder schaalvergroting in de landbouw zal de productiegroei geen grote vlucht nemen in Afrika, beaamt Meijerink. “Maar ik ben niet pessimistisch over Afrika. In ontwikkelingslanden is de landbouwpolitiek lang verwaarloosd, maar nu de voedselprijzen hoog zijn wordt het aantrekkelijker om te gaan investeren. Als je dat alleen al doet in de infrastructuur en de toegang tot de markten bereik je al verbetering.”
Het is evenwel niet de groei die Rabobankbestuuder Moerland voor ogen heeft. “Dat klopt. Maar de wereld is groter dan Afrika,” zegt Meijerink. “En we hebben het maar over één kant van het verhaal gehad. Je moet ook kijken naar de voedselverspilling en ons consumptiepatroon. In Amerika wordt enorm veel vlees gegeten omdat het zo goedkoop is, maar dat gaat veranderen. En ook hier in het westen gaan we anders eten omdat we ons bewust worden van het wereldvoedselprobleem. We eten steeds minder vlees en steeds meer biologische producten. Dat zijn belangrijke signalen. Als dit soort ontwikkelingen doorzetten, ben ik wel hoopvol, ja.”
Dit artikel is verschenen in Boerderij Vandaag
Recente reacties